Verplichte medewerking aan uitzetting in ruil voor bed, bad en brood
Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) en uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 26 november 2015 (zie de links hieronder).
De Staatssecretaris van Veiligheid & Justitie (Dijkhoff) (VVD) mag de medewerking eisen van een uitgeprocedeerde vreemdeling aan diens uitzetting, in ruil voor onderdak (‘bed, bad, brood’) in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL), tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De Gemeente Amsterdam mag de opvang van uitgeprocedeerde vreemdelingen weigeren en hen doorverwijzen naar een VBL.
De ABRvS overweegt dat uit artikel 8 Europees verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (recht op eerbiediging van privé familie- en gezinsleven), noch de rechtspraak van het Europese Hof voor de rechten van de Mens (EHRM) volgt, dat voor de Staat een algemene verplichting bestaat om aan een al dan niet rechtmatig in Nederland verblijvende meerderjarige vreemdeling opvang te verlenen. Uit de rechtspraak van het EHRM volgt volgens de ABRvS wél dat het in dit artikel vervatte recht op respect voor het privéleven, dat mede de fysieke en psychische integriteit van een persoon omvat, onder omstandigheden verplichtingen voor de Staat met zich brengt om dat recht te waarborgen.
De ABRvS overweegt tevens dat uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat uit artikel 3 EVRM (verbod van foltering), geen algemene verplichting voortvloeit om een al dan niet rechtmatig in Nederland verblijvende meerderjarige vreemdeling van huisvesting of financiële ondersteuning te voorzien, maar dat het EHRM niettemin niet heeft uitgesloten dat op een staat, ingevolge dit artikel, toch een verantwoordelijkheid rust. Dat is het geval indien een vreemdeling – en dan in het bijzonder een niet uitgeprocedeerde asielzoeker, die geheel van de staat afhankelijk is en zich in een situatie bevindt die wegens een gebrek aan ondersteuning onverenigbaar is met de menselijke waardigheid – wordt geconfronteerd met officiële onverschilligheid.
De CRvB overweegt dat door de Gemeente Amsterdam opvang mag worden geweigerd aan uitgeprocedeerde vreemdelingen en dat de gemeente hen mag verwijzen naar een VBL. Verblijf in een VBL is niet strijdig is met de verdragsrechtelijke verplichting om opvang te bieden, reden waarom de gemeente geen opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) hoeft te bieden. De VBL valt onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en het is daarom aan hem om te beoordelen of in een uitzonderlijk geval iemand toegang tot een VBL moet worden verleend, zonder daaraan de voorwaarde te verbinden dat medewerking verleend moet worden aan vertrek uit Nederland.
Daarbij heeft de CRvB betrokken dat de ABRvS als vreemdelingenrechter zich gelijktijdig heeft uitgesproken over de verplichting tot medewerking aan vertrek uit Nederland bij verblijf in een VBL (zie hiervoor). Met het in die uitspraak gegeven toetsingskader kan volgens de CRvB recht worden gedaan aan de verdragsrechtelijke aanspraak op opvang. Uit die uitspraak volgt dat het in beginsel voor risico van de vreemdeling komt als hij niet meewerkt aan zijn vertrek. De staatssecretaris moet er echter wel rekening mee houden, dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen, waarbij hij niet van de vreemdeling mag verlangen dat hij meewerkt aan zijn vertrek. Zulke bijzondere omstandigheden doen zich voor zolang blijkt dat de vreemdeling vanwege zijn geestelijke gesteldheid niet kan overzien dat als hij niet meewerkt hij geen onderdak krijgt van de staatssecretaris.
Met deze uitspraken lijkt het compromis van de coalitie van VVD en PvdA te worden bevestigd. Dat compromis hield in dat dat vreemdelingen voor opvang terecht moeten kunnen in de vijf grote steden en Ter Apel, bij wijze van ‘voorfase’ in de uiteindelijke medewerking aan terugkeer naar het land van herkomst.
Uitspraak ABRvS 26 november 2015: ECLI:NL:RVS:2015:3415 (www.rechtspraak.nl)
Uitspraak CRvB 26 november 2015: ECLI:NL:CRVB:2015:3803 (www.rechtspraak.nl)
Uitspraak CRvB 26 november 2015: ECLI:NL:CRVB:2015:3834 (www.rechtspraak.nl)